15 januari 2017, ds. A. Sterrenburg: Thema: Amos 9: 11-15 en Johannes 2: 1-11
2e zondag na Epifanie, 15 januari 2017, Willibrord/Groene Kerkje , Oegstgeest, 10.00 uur
Lezingen : Amos 9: 11-15 en Johannes 2: 1-11
Smeekgebed Heer,
Als de wijn is opgeraakt
en het feest in het water valt,
als zorg en verdriet ons bezwaren
of ziekte ons buiten spel zet,
als eenzaamheid ons overvalt
of pijnlijke herinneringen aan ons knagen,
als schuld ons hart belast
of vertwijfeling het licht verduistert,
als alles ons teveel is,
als de schaduw van de dood
heel ons leven overdekt, –
Heer, ontferm U dan,
breek door in ons bestaan
met uw licht,
met uw kracht,
met uw warme liefde.
Want zo is hij verschenen,
uw Zoon en onze zon,
in dit grimmige leven
en in de grijze dagen
van mensen van ziek en zeer,
met grote en kleine zorgen.
Zo roepen wij U aan
voor onszelf, voor de mens naast ons,
voor al uw mensen in deze kale en kille wereld,
in de naam van hem die het brood met ons deelt
en de wijn voor ons inschenkt: Jezus onze Heer.
(W.R. van der Zee, In het huis van de Levende, 46)
299e
Gebed van de zondag
Enige en Betrouwbare,
U schenkt ons een weldadig teken
van uw verbond met ons
in Jezus Messias.
Laat Hem onze dorst lessen
naar werkelijk geluk,
laat alle mensen de vrede smaken
waarvan Hij de belofte is,
dit uur en alle dagen van ons leven.
Amen.
Lezingen en acclamatie
Uitleg en verkondiging
Gemeente van Christus,We lezen vanmorgen het evangelie naar Johannes, het vierde evangelie. Johannes schreef zijn evangelie toen de andere evangeliën al tot stand gekomen waren. Hij schrijft vooral voor mensen die geen Joden waren, hetgeen te merken is aan de uitleg die hij ook in het schriftgedeelte van vanmorgen geeft van Joodse gebruiken. Johannes zet zijn evangelie hoog in door bij God te beginnen. Zijn proloog eindigt met de woorden, dat niemand ooit God heeft gezien, maar dat de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, hem heeft doen kennen.Er staat hier een werkwoord waar het woord exegese van is afgeleid(exegèsato). Hij is de exegese, de uitleg in eigen persoon. Zo wekt Johannes op een geheel eigen wijze onze interesse voor de persoon van Jezus. Als we bij Hem moeten zijn , om God te leren kennen, dan willen we ook weten wat hij zegt en doet.
Onze interesse is gewekt en we lezen verder het verhaal over een bruiloft waarop ook Jezus en zijn leerlingen zijn uitgenodigd. En meteen – we zijn nog maar net op de hoogte gesteld over het wanneer en waar en wat er speelt op die bruiloft, of we stuiten al op woorden van Jezus die ons de wenkbrouwen doen fronsen , dan wel minstens vragen bij ons oproepen. Zeker als je ze hoort in de vertaling van bijvoorbeeld de Bijbel in gewone taal: ‘Bemoei u niet met wat ik moet doen …’ Het zijn woorden van Jezus tegen zijn moeder. Ze klinken allerminst respectvol. Je zou er een reactie van Maria op verwachten van “Zeg, je hebt het wèl tegen je moeder, besef je dat wel?” De NBV: ‘Wat wilt u van me?’ ‘Vrouw’ staat er in het Grieks, maar de vertalers vonden dat blijkbaar zó aanstootgevend uit de mond van Jezus, dat ze dat ‘Vrouw’ maar weggelaten hebben, terwijl het er in het Grieks wel degelijk staat. Sommige vertalingen hebben niet ‘vrouw’, maar ‘vrouwe’. Dat klinkt misschien acceptabeler. De Nije Fryske Bibeloersetting heeft: Lit dat no mar oan My oer, frou. Het klinkt in het Nederlands nogal neerbuigend. En dat tegen zijn moeder. De naam van Jezus’ moeder valt helemaal niet in het verhaal. Het gaat blijkbaar om de relatie. Het is relationele taal.
Het lijkt mij, dat het geen kwaad kan hier eens de vinger bij te leggen op deze zondag die het begin van de week van gebed voor de eenheid markeert. Hoe ziet onze relationele taal eruit? Er is in onze kerkgeschiedenis sprake geweest van wederzijdse verkettering. Er is alleen al verbaal grote schade aangericht in de onderlinge verhoudingen. Wederzijdse communicatie werd onmogelijk gemaakt door neerbuigend en veroordelend spreken. 500 jaar na de Kerkhervorming gaan we gelukkig in ons land binnen de oecumenische beweging met respect met elkaar om. Maar nog altijd moeten we op onze hoede zijn, dat we de andere kerk of denominatie of geloofstraditie wegzetten als te rechtzinnig of niet rechtzinnig genoeg, of veel erger als valse kerk, die geen recht heeft van bestaan. Goed werk is verricht binnen de Raad van Kerken als het gaat om het verbeteren van de relatie niet alleen tussen de verschillende kerken, maar ook tussen de aanhangers van verschillende religies. In onze globale samenleving zijn immers ook andere religies dan het Christendom binnen ons gezichtsveld, en binnen onze leefwereld gekomen. Het is hoogst actueel hoe wij ons verhouden tot de moslims en in welke bewoordingen wij ons over de Islâm uiten. De huidige scriba van de PKN kan erover meepraten na zijn uitspraken in een interview in Trouw. De interreligieuze dialoog is alleen maar mogelijk in een relationele taal, die wars is van neerbuigendheid en gebrek aan respect. Verbindende taal is nodig, wil men ook maar openstaan voor een gesprek, wil er ook iets kunnen groeien van onderling begrip en onderlinge verbondenheid.
De woorden van Jézus in het verhaal komen weinig verbindend over. Er zijn uitleggers die een verband zien met Lucas 2 waar verteld wordt over de twaalfjarige Jezus in de tempel, waar deze Jezus zijn vader en moeder de les lijkt te lezen als ze hem overal hebben gezocht behalve in de tempel. Zij leggen die tekst uit als puberaal gedrag van een jongen die zich los wil maken van zijn ouders. Als zulke gedachten opkomen wordt het toch zaak om te bedenken, dat we in het evangelie nog maar net de hele proloog van het evangelie hebben gehad en wat daarop volgde. Het gaat hier om de verschijning van degene die God uitlegt. Zal zo iemand neerbuigend zijn naar zijn moeder? Zal bij deze Zoon het gebod ‘Eer uw vader en uw moeder’ juist niet tot op zijn diepste bedoeling worden gepeild? Daarom is het zaak nauwkeurig te lezen wat er staat. Letterlijk staat er: ‘Wat aan mij en wat aan jou, vrouw?’ De Naardense Bijbel verwijst naar 1 Koningen 17: 18. Daar staat in het hebreeuws precies hetzelfde, maar dan is het de vraag van de weduwe van Sarepta aan de profeet Elia: “Hoe heb ik het met jou, man Gods? ”, zo vertaalt Oussoren daar. “Ben je naar me toegekomen om mijn zoon te laten sterven?” Dat is duidelijk een vraag naar de betrouwbaarheid van de profeet. En via de profeet ook naar die van God.
Als we deze bijzondere zin zó lezen, dan is het geen puberale uitspraak van Jezus, zoals de Nieuwe Vertaling van 1951 ons zou kunnen doen denken met ‘Wat heb ik met u van node?’. Dat klinkt immers als : ‘mens, waar bemoei je je mee?’ ,
of een uitspraak van gezag en soevereiniteit: ‘De beslissing ligt bij mij en bij niemand anders!’
, maar dan is het veeleer een woord dat vraagt naar de betrouwbaarheid van de ander.
Zijn wij partners en werken wij samen? Mij en jou, jij en ik, als partners in het verbond. De erop volgende woorden, die de reden van de vraag lijken aan te geven: “Mijn uur is nog niet gekomen”, zouden dan een appèl zijn om in vertrouwen geduld te oefenen, het uit te houden en tot dat moment te doen wat van je gevraagd kan worden.
De moeder van Jezus pakt de woorden van Jezus goed op. Ze voelt zich blijkbaar niet terug gewezen, hetgeen haar passief zou kunnen maken. Het tegendeel blijkt het geval: ze zegt tegen de dienaren: “Wat hij u ook zegt, doe het!” De waarde van haar woord kunnen we niet licht overschatten. Zij wordt in het verhaal het eerste genoemd. Ze is blijkbaar een vrouw met gezag in Kana. Als zíj het zegt … Ze stelt een daad, ze doet het hare, ze draagt het hare bij en daarmee betoont ze zich een betrouwbare partner. Haar aansporing is niet overbodig , want de opdracht die de bedienden krijgen van Jezus, die met zijn leerlingen ook uitgenodigd was .. ’t Staat er als terloops .. lijkt een dwaze. Waarom zouden zij al die reinigingsvaten vullen met water. Een gigantische hoeveelheid is het. 500 liter als je het uitrekent.
Het verhaal krijgt een wonderlijk verloop. Hét probleem dat Maria bij Jezus aankaartte was, dat er geen wijn meer was. En dat op een bruiloft!
Wijn …, iemand die een beetje thuis is in de Bijbel krijgt allerlei associaties bij dat woord. Ik heb door de keuze voor een lezing uit de profeet Amos en een lied bij de gelijkenis van Jezus waarin hij zichzelf de wijnstok noemt in het Johannesevangelie verderop, dat ook bij u willen bewerkstelligen. Israël wordt in Amos 9 gezien als een wijnstok die geplant wordt in het land. We kennen dat beeld ook uit Psalm 80, de Psalm van de 2e advent. Die beelden komen steeds terug. : Israël is een wijnstok en het land Kanaän is de wijngaard. Kana wil misschien ook wel aan Kanaän doen denken. God belooft ons geen knollenveld, maar wijn. Wijn geeft de overbodigheid van het leven aan. En juist die overbodigheid is zo geweldig mooi. Hij geeft geen water en brood, maar wijn.
Overbodig, wijn? Dan is er toch geen enkel probleem. Ja, maar dan mis je toch dat extra’s , dat smaak aan het leven geeft. “Het leven is meer dan de kleding, meer dan het voedsel”, zegt Jezus elders. Het leven wil ook een feest zijn. En dat wordt het pas als er sprake is van verbondenheid. Niet voor niets doet Jezus zijn eerste teken op een bruiloft. Ook een beeld in de Bijbel, dat met vrijmoedigheid wordt toegepast op de relatie van God met zijn volk. Blijven bruid en bruidegom daarom in het verhaal anoniem? Is dat omdat het in dit verhaal ten diepste om die andere bruiloft gaat? Dat verbond van God met zijn volk? Ik denk het.
Die verbondenheid is de bron van de liefde, zonder welke leven geen leven is. Inderdaad, geen wijn meer hebben is rampzalig. Het gaat erom dat de liefde wordt gevierd. En het is de liefde die smaak geeft aan heel ons bestaan.
Gemeente, Jezus neemt geen genoegen met het gewone. De beste wijn is alleen goed genoeg. Zo is ons leven bedoeld, vertelt ons dit verhaal. Het wordt het begin genoemd, dat Jezus maakt met de tekenen. Het beginsel, het principe zou je ook mogen zeggen. Als Jezus God uitlegt, zoals de evangelist zegt, zouden wij dan niet ophouden met God te noemen bij en te verbinden met acties die verdeeldheid beogen, waar tweedracht wordt gezaaid, mensen tegen elkaar worden opgezet, partijen tegen elkaar uitgespeeld, waar het knechtende wetticisme de vreugde der wet verdrijft, fanatisme de vrije omgang met de dingen van God onmogelijk maakt, en het zoeken van verbinding het moet afleggen tegen de polarisatie ! Waar mensen worden buitengesloten in plaats van opgenomen in de kring waar de beker wordt geheven die vertelt van het uur waarop door Jezus de liefde bezegeld werd met het offer van zijn leven. Het uur ook waarop hij aan zijn moeder dacht en haar op zijn leerling Johannes wees met de woorden: “Vrouw, zie uw zoon.” Is er een beroep op óns te doen, zoals toen op de leerling Johannes, waar gebrek of tekort is of dreigt? Doen we het onze op de juiste plaats als het uur daarvoor is aangebroken? En brengen we het geduld op of haken we af, als het maar blijft duren en we met Van ’t Reve verzuchten: Dat Koninkrijk van U, komt daar nog wat van?
Als Jezus God uitlegt, zoals de evangelist zegt, zouden we dan niet ons aan zijn zijde scharen als betrouwbare partners in het verbond die geloven dat Hij de ware wijnstok is en ons het beste kan schenken wat er te ontvangen is in dit leven! Zouden we dan niet álles wat Hij ons zegt doen?!
Ik garandeer u: dan wordt er ook in het hier en nu , tegen alles wat het weerspreekt en verijdelen wil in , al iets zichtbaar en voelbaar van de vreugde van de grote Bruiloft, oftewel Gods Koninkrijk.
Amen.