9 februari 2020, Thema: Vertrouwen op God maakt moreel moedig, ieder op haar eigen manier
Exodus 1 en Matteüs 5, 13 – 16 RBK, 9 februari 2020
Thema: Vertrouwen op God maakt moreel moedig, ieder op haar eigen manier.
Met de kinderen
Het Bijbelverhaal dat we vandaag lezen gaat over ‘bang maken’ en ‘dapper zijn’.
Hoe gaat ‘bang maken’.
Hoe maak je iemand bang?
Kan op verschillende manieren zoals:
Fluisteren, zogenaamd geheim, geheimzinnig doen.
Hard schreeuwen, schelden, grote woorden gebruiken en die overal laten horen (media); op den duur gaan mensen het wel geloven en worden ze bang…
Wat is dan dapper:
Dat je je niet bang laat maken.
Hoe dan?
Door te vragen: klopt het wel, wat ze fluisteren of roepen?
Door zelf goed te kijken
Kijken of het wel klopt dat je bang bent, voor iemand voor wie ze je bang gemaakt hebben.
Als ze zeggen: dat is een rotjoch of een gemeen meisje… klopt dat dan?
Of: met buitenlanders moet je oppassen.
Jullie gaan het hebben hoe je dapper kunt zijn tegen bangmakerij in.
Inleiding op de Schriftlezing
Vandaag is de vijfde zondag na Epifanie.
Epifanie is de tijd waarin we Jezus op het toneel van de wereld zien komen, zien verschijnen, het begin van zijn optreden.
Jezus wordt gedoopt, hij roept discipelen, volgers, hij legt het programma van zijn koninkrijk uit, in de zaligsprekingen, in de hele Bergrede.
Vandaag lezen we daar ook weer een paar verzen uit.
Maar vandaag begint er ook een andere klok te tikken.
Het is vandaag 70 dagen voor Pasen.
Over tweeëneenhalve week is het Aswoensdag, dan begint de veertigdagentijd voor Pasen. En dan nog vijftig dagen, dan is het Pinksteren.
Dat vertel ik niet om u of mezelf zenuwachtig te maken over hoe snel de tijd gaat.
Ik vind toch al dat het heel hard gaat allemaal.
Maar ik heb het nu al over Pinksteren omdat we vanaf vandaag tot en met Pinksteren elke week een stukje uit het Bijbelboek Exodus zullen lezen.
Exodus betekent uittocht.
Blexit zou je kunnen zeggen; blijde uittocht.
Het is het oerverhaal van het volk Israël dat door God bevrijd wordt uit Egypte.
Weg uit Egypte, het land van de slavernij, de dwang, de angst.
Blexit.
En daarmee is het ook een oerverhaal voor de mensheid, voor iedereen die bevrijd wil worden van alles wat benauwd maakt.
Na de uittocht volgt een tocht door de woestijn.
Over hoe je een ‘naar’ of heftig verleden los leert laten en toegroeit naar een nieuwe toekomst, het beloofde land.
Exodus.
In de oorspronkelijke taal, het Hebreeuws, heet het boek: Sjemoth.
Namen.
Van mensen!
God ziet mensen en maakt hen vrij.
We lezen vandaag het eerste hoofdstuk.
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus,
1.
Waarmee begint de bevrijding, de uittocht, de blexit?
Met een grote leider natuurlijk, met Mozes.
Exodus begint toch met de geboorte van Mozes en het verhaal over het biezenmandje waaruit hij gered wordt?
Nee, dat is hoofdstuk 2.
Dat lezen we volgende week.
Exodus begint met het verhaal over twee moedige vrouwen die tegen het bevel van de Farao, de oppermachtige koning van Egypte ingaan.
Twee vrouwen die de morele moed opbrengen om ongehoorzaam te zijn.
Goede burgers die burgerlijke ongehoorzaamheid plegen.
Sifra, schoonheid betekent dat, en Pua, meisje of glans, zeg maar ‘Shine’ gaan tegen de farao in.
Hun stralende schoonheid tegenover de glitter van de farao, die over de ruggen en de levens van slaven heen, een gloednieuwe residentie laat bouwen: de stad Raämses.
Het blikkert in de Egyptische zon.
Maar Sifra en Pua laten zich niet verblinden door de valse schijn van de farao.
2.
Het boek Exodus knoopt aan bij het boek Genesis.
Dat boek Genesis was zo mooi afgelopen met het verhaal over Jozef en zijn broers.
Egypte was de graanschuur geworden voor de kinderen van Jakob die hongersnood leden.
En het was uiteindelijk tot een verzoening gekomen tussen Jozef en zijn broers die hem ooit hadden willen doden.
Als de geschiedenis het daar nou eens bij had kunnen houden: verzoening en een economie die voor iedereen voldoende en veilig voedsel garandeert…
Maar zo gaat dat niet in onze geschiedenis.
Er komt er een nieuwe farao op het toneel, die kent de geschiedenis niet meer, heeft niet geleerd van het verleden en er rolt zomaar weer een grote donkere wolk, donkere golf over de wereld.
De kinderen van Jakob hebben ook ondertussen niet stil gezeten of gelegen: ze zijn uitgebreid, veel meer geworden dan de 70 mensen met wie ze naar Egypte kwamen.
En als je dat leest dan is het maar wat je daarin hoort.
Hoor je de woorden van Gods zegen uit Genesis 1 vers 28: Wees vruchtbaar en wordt talrijk, bevolk de aarde en zorg voor de hele schepping…
Of hoor je: het land raakt vol van hen, en vol is vol, dus minder, minder, minder…
3.
Dat laatste hoort de Farao.
Ze worden te veel, straks nemen ze het nog over.
Ja, zeg, wie was er nou ook alweer onderkoning ooit?
Dat krijg je als je je geschiedenis niet kent.
En de Farao laat de angst zijn raadgever worden.
Dat merk je aan zijn maatregelen: hij gaat overheersen, onderdrukken, minder mens van de kinderen van Jakob maken.
Eerst worden ze tot dwangarbeiders gemaakt, ingezet voor de arbeid van twee grote stedenbouwprojecten.
Als er dan toch nog kinderen worden geboren dan nog maar zwaarder onderdrukken.
Vernederen ook, want ze worden nu met geweld gedwongen tot nog zwaarder werk.
Ze moeten nu bouwen met bouwmaterialen die ook voor de toren van Babel werden gebruikt.
Het is nooit voor niks als zo’n detail genoemd wordt dat letterlijk verwijst naar en eerder verhaal in de Bijbel…
Dat ze het maar weten: zij zijn maar slaven, die bouwen aan van de toren van Babel in een samenleving zoals Babel.
Met een koning, de elite, die zich op wil kunnen houden aan de top van de toren van Babel, die het liefst tot in de hemel, hun hemel… moet reiken.
En onder hun voeten de slaven…
Als ook dat niet werkt komen maatregel drie en vier.
Genocide op termijn: jongetjes mogen bij de geboorte niet blijven leven.
Dan houdt het volk op den duur wel op te bestaan.
Eerst moet die genocide nog een soort van in het geheim.
Maar als het via Sifra en Pua niet werkt dan mag het hele volk zich ermee gaan bemoeien.
De Farao beveelt zijn hele ‘volk’ (waar kennen we dat van: het volk ophitsen) om alle Hebreeuwse jongetjes in de Nijl te gooien.
Als de regering niet meer weet hoe ze het aan moet pakken, dan moet je het volk goed bang maken en opjutten, dan krijg je de vlam wel in de pan.
Dan beginnen de verschrikkelijkste taferelen die de wereldgeschiedenis kent.
Het ene volk of ras, dat het andere uitmoordt.
4.
Wat kun je doen tegen een regering, een staat die zo verloedert?
Daar moet een leider opstaan, een Mozes, een Ghandi, een Martin Luther King, een Nelson Mandela komen!
Ja, maar de Bijbel laat daar twee vrouwen aan voorafgaan.
Sifra en Pua gaan Mozes voor in morele moed.
Hoe doe je dat? Morele moed?
We deden met een nieuwe groep Bibliodrama over dit verhaal.
Bij Bibliodrama kunnen de spelers rollen kiezen die in het verhaal voorkomen, maar ook rollen waarvan je weet dat ze ook bestonden, maar die in het verhaal als zodanig niet benoemd worden.
We hadden in het verhaal de farao (moeilijke rol… maar er was iemand zo dapper om die rol te nemen), de twee vroedvrouwen, een hoogzwangere Israëlische moeder en twee raadsheren (raadsdames) van de farao.
En we zagen verschillende manieren van morele moed.
Natuurlijk die van de vroedvrouwen.
Zij overlegden hoe ze met de farao moesten onderhandelen.
Eerst zakelijk proberen, met argumenten.
Als dat niet werkt dan maar meer emotioneel worden, werken op het gevoel van de farao – dat kunt u toch niet menen majesteit…, of erg onderdanig worden, daar zijn zulke potentaten meestal ook wel gevoelig voor…
En ten slotte kun je nog verontwaardigd worden, boos…, je eigen emoties laten zien.
Wat een mooi rollen werden dat; je herkende de levenservaring en de professionele technieken van de spelers.
Zo kun je moreel moedig zijn: eerst met argumenten, dan op de emotionele laag mikken, en dan je eigen emotie te laten zien… dat kunt u toch niet menen Farao?
Een andere manier van moreel moedig zijn, zagen we bij de raadsheren.
Als de Farao zegt dat hij verstandig wil handelen (want dat staat er letterlijk zo hè, de Farao zegt: Laten we verstandig handelen…), dan gaat een raadsheer kijken of hij nog andere handelingsperspectieven, andere manieren van optreden kan aandragen.
Anders dan alleen maar de tunnelvisie van onderdrukkingen en geweld.
Als u nu eens overlegt met de kinderen van dat volk van Jakob, samenwerking zoeken, samen aan de samenleving bouwen…
Dat is toch ook verstandig handelen.
Maar nee, dat wordt af geserveerd als ‘theedrinken’…
Maar moreel moedig was het wel om te blijven zoeken, in overleg, naar andere mogelijkheden.
Een derde voorbeeld van morele moed vonden we bij die hoogzwangere moeder.
Ze overlegde met de vroedvrouwen en zei: ‘Weet je wat, vroedvrouwen, als jullie zulke gruwelijke bevelen hebben gekregen, dan breng ik mijn kind wel alleen ter wereld.
Dan roep ik jullie gewoon niet.
Dan vraag ik God om hulp.
Dan breng ik mijn kind in het vertrouwen op Gods op de wereld…’
Zou je dat nou wel doen?
Dat is toch niet verstandig?
Is dat niet een beetje naïef gelovig?
Ja maar als je geen andere keus hebt…
De moeder zei: ‘Dit is mijn manier om moreel moedig te zijn, mij te verzetten tegen de farao en zijn trawanten.
Die moed vind ik in het vertrouwen op God’
5.
Dat was mooi om te ontdekken.
Hoe morele moed op allerlei manieren kan blijken.
Er is niet één juiste manier om moreel moedig te zijn.
Iedereen kan op haar of zijn eigen manier morele moed opbrengen.
Met eigen ervaring en deskundigheid, met het eigen gevoel, en op het terrein waar jij je kunt bewegen en waar jij ziet dat er morele moed getoond moet worden.
Met je eigen geloof en geloofsopvatting.
Jezus zegt niet alleen tegen de grote (morele) leiders: jullie zijn het zout van de aarde of het licht in de wereld.
Jezus zegt dat tegen zijn discipelen, zijn volgers, nog maar net in opleiding, die zich door hem willen laten beïnvloeden, gewone mensen, de scharen die met hem optrekken.
Jezus zegt dat tegen hen allemaal.
Jullie zijn zout en licht.
Waarom dan? Nou omdat ik het zeg!
Jezus zegt dat, toen en nu, tegen u, en jou en mij.
Ieder op onze eigen plek.
En er is altijd wel gelegenheid om morele moed te tonen.
Het is, helaas, nodig ook, in kleine dingen en in het groot.
7.
In dat verband nog één ding:
Het is niet helemaal duidelijk of die vroedvrouwen nu Hebreeuwse vrouwen waren of Egyptische vrouwen die de taak hadden om vroedvrouw te zijn voor de Hebreeuwse vrouwen.
De deskundigen komen er niet helemaal uit.
Dan krijg je de argumenten van de geleerden:
Farao zou toch niet echt geloven dat Hebreeuwse vrouwen zo’n opdracht van hem zouden uitvoeren.
En aan de andere kant, Hebreeuwse vrouwen zouden toch niet durven hem ook nog een leugen op de mouw te spelden, namelijk: die Hebreeuwse vrouwen zijn zo sterk, die krijgen hun kinderen zonder onze hulp…
En ze leggen de farao maar niet uit dat een volk pas uitsterft als er geen meisjes, geen moeders meer zijn, in plaats van geen jongens of mannen meer.
Nou ja beiden zijn nodig, maar de Faro heeft wel een beetje een beperkte kijk op die dingen.
Maar we weten het niet, waren Sifra en Pua nu Egyptisch of Joods?
We hoeven het ook niet te weten.
Wat belangrijk is voor morele moed is niet: nationaliteit of ras.
Wat belangrijk is, is dat iedereen van welke achtergrond dan ook morele moed kan tonen
Wat belangrijk is, zegt de Bijbel is, of je ontzag hebt voor God.
8.
Overal en bij iedereen kun je morele moed tegenkomen.
Overal kun je voor mensen die onrecht ervaren, die slachtoffer zijn, opkomen en dat kan op jouw manier.
Je hoeft geen Mozes of Mandela te zijn.
Je kunt ook een Sifra of een Pua zijn, of iemand die nooit met haar naam in de krant zal komen.
Maar ondertussen wel dapper is, al is het maar voor één ander mens!
Dan ben je zout, dan ben je licht.
Dan kun je de lange tocht aan door de woestijn naar het beloofde land van Pasen en ga je mee naar de nieuwe inspiratie van Pinksteren.
Iedereen die een deur opendoet voor een mens die op slot is geraakt of gezet, die krijgt van God zelf ook een open toekomst.
Sifra en Pua kregen ook een gezin; een nieuwe generatie, voortgekomen uit moreel moedige moeders.
Moeders van de wereldgeschiedenis werden ze, burgerlijk ongehoorzaam als ze waren aan de Farao.
Wereldmoeders waren het.
Wereldvrouwen zijn het.
Amen.