Mijn taalmaatje
Graag wil ik u iets vertellen over mijn taalmaatje, een vluchteling die in het AZC in Oegstgeest woont.
Bij het ondersteunen van je maatje moet je vooral veel luisteren en vertellen wat het betekent om in ons land te kunnen leven en wonen. Het redelijk beheersen van de Nederlandse taal is het meest belangrijk. Ook is het belangrijk dat zij iets weten over onze omgangsvormen en gewoontes.
Hij vertelt mij wat hij iedere dag meemaakt. Wat het betekent om met mensen uit verschillende culturen in het COA-gebouw samen te leven.
Hij vertelt bij ieder bezoek trots over zijn kinderen, zij zijn enthousiast en zij bereiden zich nu al voor om zo snel mogelijk naar het vrije Nederland te komen. Hij laat ook zijn verdriet merken over het gemis van, en het meeleven met het wel en wee van, het gezin in Syrië. Mijn maatje is hier alleen naartoe gevlucht, zijn gezin is in Syrië achtergebleven.
Hij is 46 jaar, getrouwd en heeft 2 zoons van 12 en 14 jaar.
In Damascus had hij een supermarkt en een groothandel in producten als rijst en suiker.
Zijn huis en zijn bedrijf zijn gebombardeerd, zij hebben niets meer. Hij moest vluchten.
Het regime van Wit-Rusland bood hem een toeristenvisum aan met een vliegticket enkele reis naar Minsk en aansluitend nog een reisje tot aan de grens met Polen. Verder werd hij aan zijn lot overgelaten. Alles bij elkaar voor ‘slechts’ $ 4000.
Het weer tijdens de vlucht was erg koud, guur en nat. Vooral de nachten waren zwaar.
Samen met enkele andere vluchtelingen lukte het om zich door de grensafzettingen te worstelen.
Hij kwam gelukkig goed terecht en werd al spoedig opgepikt door goedgezinde Polen.
Een van zijn medevluchtelingen werd door de grenspolitie opgepakt, is zwaar geschopt en geslagen en in een Pools ziekenhuis opgenomen. Na 3 weken ziekenhuis werd hij door de Poolse grenspolitie over de Wit-Russische grens geduwd. Terug naar Wit-Rusland, waar vandaan hij moest zien weer in Syrië te komen.
Mijn maatje werd in Warschau opgehaald door een paar Syrische vrienden die in Nederland wonen. Zij hebben hem naar Nederland gebracht. Gelukkig vrij.
Na aanmelding bij de IND en na een paar AZC’s is hij uiteindelijk als statushouder in Oegstgeest geplaatst.
Hij moet hier een kamer delen met een andere Syrische vluchteling. Zijn kamergenoot studeert geneeskunde aan de universiteit in Leiden. Zij kunnen gelukkig goed met elkaar samenleven. Mijn vorige maatje, ook een Syrische vluchteling die ook geneeskunde studeert, had het een paar keer minder goed getroffen met de toegewezen kamergenoten, wat tot heel veel onderlinge spanning leidde.
Mijn maatje volgt drie ochtenden in de week Nederlandse taalles. Hij wil goed voorbereid zijn als zijn kinderen komen.
In Syrië ging hij iedere dag na het werk naar huis, hij voelt nu hoe waardevol dat was. Het is een warm gezin. Ze bellen elkaar iedere dag en sturen elkaar ingesproken video’s toe. Op school leren de kinderen Engels en thuis via internet leren ze alvast de Nederlandse taal.
Iedere dag vragen zijn kinderen of ze al mogen komen. COA weet niet hoe lang hij nog in het AZC moet blijven. Ook de toegewezen gemeente weet nog niet wanneer er een woning beschikbaar komt en wacht op informatie van de IND.
Volgens de voorlopige planning bij de IND kan hij wellicht eind februari 2023 meer informatie verwachten, garanties zijn er echter niet.
Gedurende de eerste negen maanden heeft hij in verschillende AZC’s gewoond; nu is hij al ruim drie maanden in Oegstgeest en moet hij waarschijnlijk nog drie maanden wachten, voordat IND, en daarna de gemeente, hem meer informatie kan geven. Pas dan kan hem een woning worden toegewezen. Volgens de nieuwe wetgeving moet hij vervolgens nog eens 18 maanden wachten voordat zijn gezin eindelijk mag komen. Een eindeloos vooruitzicht. Hij moet zijn gezin nog vertellen dat het nog zo lang zal duren voordat zij mogen komen. Dat is hard, daar is moed voor nodig. Het verdriet om elkaar nog zo lang te moeten missen, knaagt aan hem.
Hij wil goed voorbereid zijn om zijn gezin te kunnen ontvangen. De Nederlandse taal beheersen is essentieel, zijn taallessen zijn voor hem nummer één. Drie ochtenden in de week gaat hij naar de taalcursus bij het COA. Verder oefent hij met mij en bezoekt hij het taalcafé. Buiten de lestijden wil hij graag werken, het liefst in een supermarkt. Hij wil graag wat geld naar zijn gezin kunnen sturen.
Op dit moment is een baantje zoeken nog niet zo eenvoudig. Hij beheerst de taal nog onvoldoende.
Mijn maatje wordt ongeduldig; niets doen en in zijn vrije tijd rondhangen op het COA-terrein is eigenlijk geen optie voor hem. Om zijn tijd te doden, doet hij klusjes voor de COA-organisatie. Hij wil er alles aan doen om zo snel mogelijk een eigen huis en een inkomen te hebben om voor zijn gezin te kunnen zorgen.
Vluchten doe je niet voor niets. Verdrukt en verjaagd worden uit je land, een moeizame lange vluchtweg vol gevaren afleggen, lang wachten totdat je uiteindelijk statushouder bent, een woning gekregen hebben en nog eens heel veel maanden gescheiden zijn van je vrouw en kinderen is een groot offer dat moet worden gebracht om samen eindelijk in vrijheid te kunnen leven.
Groen Benschop, lid van de DPO werkgroep voor vluchtelingen