Dagwacht 18 april 2023
08.25 uur Groene Kerk open
08.30 uur Muziek: Psalm 127 : 1 , 2
08.35 uur Welkom
Tekst van het openingslied
Openingsgebed
Inleiding op de lezing
Vandaag is de eerste van vier keer dat we bij de Dagwacht uit het Bijbelboek Nehemia lezen. Nehemia is het tweede deel van wat eigenlijk één boek is: samen met het Bijbelboek Ezra is het een grote-lijnen-verslag van de terugkeer van het volk Israël uit de ballingschap in Babel. In 597 en 587 voor Christus was de bevolking van Juda en Jeruzalem grotendeels gedeporteerd naar Babylon. In 538 werd Babylon door de Perzen veroverd. De Perzische koning Cyrus liet Joden terugkeren naar Juda en Jeruzalem. Een kleine 50 jaar later, in 450 voor Christus, keerde priester Ezra terug naar Jeruzalem. Hij bouwde de tempel in Jeruzalem weer op. Vijf jaar later kreeg Nehemia, een joodse ambtenaar van de Perzische koning, toestemming om naar Jeruzalem te gaan en de muur om de stad te herbouwen. Beide bouwheren ondervonden tegenstand en deden hun werk in het besef dat ze Gods hulp nodig hadden.
Daarover ging psalm 127; over de Heer die het huis moet bouwen.
In de rest van de psalm gaat het overigens over het huis als huisgezin.
Nu horen we een deel van het verslag van de ronde die Nehemia maakt langs de plaatsen waar aan de muur van Jeruzalem wordt gewerkt.
Schiftlezing: Nehemia 3:22-32 (Nieuwe Bijbelvertaling 2021)
22Daarnaast werkten de priesters uit de nabije omgeving, 23en verderop herstelden Benjamin en Chassub het gedeelte tegenover hun huis, en daar weer naast herstelde Azarja, de zoon van Maäseja, de zoon van Ananja, het gedeelte naast zijn huis. 24Binnuï, de zoon van Chenadad, herstelde nog een deel, van het huis van Azarja tot de Punt en tot de Hoek. 25Palal, de zoon van Uzai, werkte tegenover de Punt en de hoge uitspringende toren van het koninklijk paleis, bij het plein van de paleiswacht. Daarnaast werkten Pedaja, de zoon van Paros, 26en de tempelknechten die op de Ofel woonden, aan het gedeelte tot aan de Waterpoort in het oosten en de paleistoren. 27Ook de inwoners van Tekoa herstelden nog een deel, het deel dat begint bij de grote uitspringende toren en loopt tot de muur van de Ofel. 28De priesters waren aan het werk in het gedeelte boven de Paardenpoort, ieder tegenover zijn eigen huis. 29Verderop repareerde Sadok, de zoon van Immer, de muur tegenover zijn huis, en naast hem werkte Semaja, de zoon van Sechanja en de bewaker van de Oostpoort. 30Chananja, de zoon van Selemja, en Chanun, de zesde zoon van Salaf, herstelden weer een ander gedeelte van de muur, en Mesullam, de zoon van Berechja, werkte tegenover zijn eigen vertrek. 31Malkia, een goudsmid, repareerde de muur tot het huis van de tempelknechten en de handelaars, tegenover de Wachtpoort en tot de bovenzaal van de Hoek. 32En tussen de bovenzaal op de Hoek en de Schaapspoort werkten de goudsmeden en de handelaars.
Gedachten bij de tekst
Wat is het soortelijk gewicht van een Bijbeltekst als deze?
Mijn vader hield niet erg van de Bijbelboeken Ezra en Nehemia.
Als die verhalen aan de beurt waren, aan tafel na het eten, dan keek hij eerst of er niet een stuk overgeslagen kon worden. Al die moeilijke namen van mensen waar je verder toch niets over wist…
Ik vind dat nou juist bijzonder: mensen die zich toen ingezet hebben voor de tempel en de stad Jeruzalem: ze zijn gezien, hun werk is niet onopgemerkt gebleven.
Het lijkt mij een heel goed managementprincipe.
Voor de kerk en voor heel de samenleving geldt: zorg dat iedereen in zijn of haar rol gezien en gewaardeerd wordt!
Erken hun bijdrage aan het grote geheel!
En ken de namen van de mensen met wie je werkt.
Iedereen telt mee!
Nog een mooie gedachte bij de tekst: de bouwers aan de muur bouwen het stuk dat naast of tegenover hun huis ligt.
Het verband tussen het gemeenschappelijk en het persoonlijk belang wordt duidelijk gelegd. De muur om de hele stad – bescherming en veiligheid voor iedereen – is duidelijk gekoppeld aan het eigen belang van de bouwers: hun eigen huis wordt er veiliger van.
Als je wat van mensen vraagt, zorg dan dat er iets in zit voor henzelf en dat het meerwaarde krijgt omdat het past in een groter, gezamenlijk belang.
Is dat niet één van de grootste problemen van onze samenleving?
Dat we die samenhang tussen ons eigen belang en ons gezamenlijk belang niet meer zien?
In Jeruzalem werkt iedereen mee, letterlijk zij aan zij, van huis tot huis.
Goudsmeden, handelaars, de zesde zoon, en – al eerder genoemd – Sallum met zijn dochters. Kloven in de samenleving werden overbrugd voor het gezamenlijk belang.
Stilte
Gebeden
- Aansteken intentiekaarsen; stille gebeden
- Gesproken gebed
- Onze Vader
Onze Vaderin de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen,
laat uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit
in eeuwigheid.
Amen.
Zegenbede
Eeuwige, zegen ons en houdt ons in uw hoede
Laat het licht van uw ogen over ons schijnen
En wees ons genadig
Blijf ons zien, geef ons vrede
Voor deze dag en al onze dagen.
Amen.
Muziek: Suggesties:
Melchior Franck, Jerusalem du Hochgebaute Stadt; lied 750 uit het NLB.