Dagwacht 2 mei 2023
08.25 uur Groene Kerk open
08.30 uur Muziek: Lied 865
08.35 uur Welkom
Tekst van het openingslied
1 Komt nu met zang van zoete tonen en u met snarenspel verblijdt! Zingt op en wilt alom betonen, dat gij van harte vrolijk zijt. Juicht God ter eer, Zijn lof vermeer’, Die zulk een groten werk gedaan heeft voor Zijn kerk! |
2 In Israël was dat een wijze, valt met hen ook de Heer’ te voet: dat elk nu toch God roem’ en prijze, die ons zoveel weldaden doet. Roept overal met groot geschal: “Lof, prijs en dank alleen zij God en anders geen!” |
3 De Heer’ heeft eertijds Zijne volke geholpen uit veel angst en pijn. Hij geeft ja wel een duist’re wolke, maar weer daarna schoon zonneschijn. Lof zij die Heer’, die ons ook weer geeft, na veel smart en druk, veel zegen en geluk. |
Openingsgebed
Inleiding op de lezing
‘Komt nu met zang van zoete tonen’ is een lied uit Valerius’ Gedenck-clanck.
Dat is een bundel met ‘vaderlandse’ liederen uit de tijd van de tachtigjarige oorlog tegen Spanje. Het Wilhelmus is één van de liederen uit die bundel.
In het Liedboek voor de Kerken uit 1973 stond een aantal liederen uit Valerius’ Gedenck-clanck die vooral rond de dodenherdenking op 4 mei en de viering van Bevrijdingsdag op 5 mei gezongen werden.
In die liederen wordt God gedankt voor de bevrijding van het volk.
En daar zit impliciet ook een visie achter op wie wij als volk en als natie zijn.
Hoe we vanuit die bevrijding mogen leven, wat onze nationale identiteit zal zijn.
De nationale identiteit is ook het onderwerp van de lezing uit Nehemia vandaag.
Als de tempel en de muur om de stad Jeruzalem herbouwd zijn wordt in een grote volksbijeenkomst gedankt voor de terugkeer uit de ballingschap. De bevrijding wordt gevierd met een vernieuwing van het verbond tussen God en het volk Israël. In een lang gebed wordt schuld beleden over de ontrouw van het volk tegenover God. Daarna wordt God gedankt voor zijn trouw aan het volk. Dat gebed weerspiegelt een duidelijke visie op de identiteit van het volk Israël
Schiftlezing: Nehemia 9:18-28 (Nieuwe Bijbelvertaling 2021)
18Ze tergden U door een beeld te maken in de vorm van een stierkalf en te zeggen: ‘Dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ 19Maar liefdevol als U bent, hebt U hen zelfs toen, daar in de woestijn, niet verlaten. Boven hen stond steeds de wolkkolom om hun bij dag de weg te wijzen, en ’s nachts was er de vuurzuil die de weg verlichtte waarlangs ze moesten gaan. 20U gaf hun uw goede geest, en zo verkregen ze inzicht; U stilde hun honger met manna, U leste hun dorst met water. 21Veertig jaar lang hebt U hen onderhouden, in de woestijn ontbrak het hun aan niets, hun kleding raakte niet versleten en hun voeten zwollen niet op. 22U gaf hun koninkrijken en volken; hun gebieden wees U hun als grensstreek toe. Ze namen het land van Sichon in bezit, het land van de koning van Chesbon en dat van Og, de koning van Basan. 23Hun kinderen maakte U zo talrijk als de sterren aan de hemel, en U bracht hen naar het land waarvan U hun voorouders had gezegd dat ze het in bezit moesten nemen.
24Hun kinderen kwamen inderdaad om het land in bezit te nemen. Voor hun ogen dwong U de Kanaänieten, de inwoners van het land, op de knieën, en U leverde de koningen en de volken die er woonden aan hen uit, zodat ze met hen konden doen wat ze wilden. 25Ze namen versterkte steden in en veroverden vruchtbare grond, ze namen huizen in bezit, vol met de mooiste goederen, en ook uitgehouwen putten, wijngaarden, olijfbomen en fruitbomen. Ze hadden volop te eten en werden vadsig, ze baadden in weelde door uw grote goedheid. 26Toen kwamen ze tegen U in opstand; ze rebelleerden en traden uw wetten met voeten. Ze vermoordden uw profeten, dezelfde profeten die hen naar U wilden terugbrengen en hen daarom hadden gewaarschuwd, en ze lasterden U. 27Daarom leverde U hen uit aan hun onderdrukkers.
Wanneer ze werden onderdrukt riepen ze U aan, en U, vanuit de hemel, verhoorde hen. In uw grote liefde stuurde U bevrijders naar hen toe, en telkens weer redden die hen uit de greep van hun onderdrukkers. 28Maar zodra ze weer rust hadden deden ze weer wat slecht is in uw ogen. Dan leverde U hen aan hun vijanden uit, die hen vervolgens weer overheersten, en dan riepen zij U opnieuw aan, en vanuit de hemel verhoorde U hen weer. Liefdevol als U bent, redde U hen vele malen.
Gedachten bij de tekst
Over de kijk van Nehemia op het in bezitnemen van het Land Kanaän is nog wel het één en ander te zeggen. Maar in dit gedeelte ligt het accent op: Liefdevol als U bent, redde U hen vele malen…
Zo hebben Christenen in Nederland de bevrijding van het fascistische bewind van de Duitse bezetting gezien.
Op 9 mei 1945, in een de dankdienst voor de bevrijding, in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, preekte na de bekende dominee Miskotte over een tekst uit Psalm 92: Gods vijanden vergaan.
In 1985, 40 jaar na de bevrijding gebruikte de dichter Ad den Besten die tekst voor een nieuw lied voor de viering van Bevrijdingsdag.
In het nieuwe liedboek van de protestantse kerken (2013) zijn de meeste liederen uit Valerius’ Gedenck-clack niet meer opgenomen.
Het Wilhelmus staat er wel in, lied 708, en het lied van Ad den Besten ook, lied 709.
Het lied dankt voor de bevrijding, maar is ook een reflectie op hoe wij als land en volk met die bevrijding omgaan.
Het eindigt in een indringend gebed dat verwijst naar het thema van de preek van Miskotte: God, laat ons niet vergaan.
Ik lees de tekst van lied 709.
Nooit lichter ving de lente aan
dan toen uw hand ons volk bevrijdde.
Hoe hebben w’in dat schoon getijde
verheugd maar huiverend verstaan:
Gods vijanden vergaan.
De winter leek voorgoed voorbij
en voor ons lag de volle zomer;
de macht was eind’lijk aan de dromer,
de nieuwe mens, zo droomden wij,
verbrak de slavernij.
Maar winters werd het in dit land;
‘t is kil rondom en in ons midden,
in onze mond verstart het bidden,
doodskou gaat uit van onze hand
naar mens en dier en plant.
O God, wat zijn wij dwaas geweest,
dat w’aan de vrijheid zo gewenden,
dat wij de vijand niet herkenden,
in opstand tegen U, het meest
in eigen hart en geest.
Vergeef het ons, raak ons weer aan
met levensadem, lente-tijding,
en doe met krachten ter bevrijding
ons hier in Christus’ vrijheid staan.
God, laat ons niet vergaan.
Ad den Besten
Stilte
Gebeden
- Aansteken intentiekaarsen; stille gebeden
- Gesproken gebed
- Onze Vader
Onze Vaderin de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen,
laat uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit
in eeuwigheid.
Amen.
Zegenbede
Eeuwige, zegen ons en houdt ons in uw hoede
Laat het licht van uw ogen over ons schijnen
En wees ons genadig
Blijf ons zien, geef ons vrede
Voor deze dag en al onze dagen.
Amen.
Muziek: suggestie: muziek van ‘Gelukkig is het land’, lied 416 uit het Liedboek voor de Kerken uit 1973. Andere muziek uit Valerius’ Nederlandtsche gedenck-klank?
Gelukkig is het land,
dat God de Heer beschermt,
als daar met moord en brand,
de vijand rondom zwermt
en dat, men meent, hij zal,
’t schier overwinnen al,
dat dan, dat dan, dat dan,
hij zelf komt tot den val.
Gedankt moet zijn de Heer,
de God, die eeuwig leeft.
dat Hij ons t’ zijner eer,
deez’ overwinning geeft.
Wat wonder heeft de kracht,
des Heren al gewrocht,
o Heer, o Heer, o Heer,
hoe groot is Uwe macht.