Ooit was deze kerk geheel met klimop begroeid. In de volksmond heet zij daarom nog steeds het Groene Kerkje. De herinnering aan die ‘groene’ periode is in de officiële benaming vastgelegd, samen met de naam van de stichter, de Engelse monnik en missionaris Willibrord. In 690 zeilde deze naar het Europese vasteland om hier het evangelie te verkondigen. In onze omgeving werkte hij vooral rond 725, en het zou op zijn aanwijzing zijn geweest, dat hier in 739 het eerste kerkje werd gebouwd. Na verschillende herbouwingen stond er tenslotte in de 15e eeuw een kruisvormige, gotische kerk met een nog gedeeltelijke Romaanse, tufstenen toren. Die toren heeft het tot 1825 uitgehouden, maar de kerk zelf ging al bij het beleg van Leiden te gronde. Verwoest als rooms-katholieke kerk, werd hij in twee bedrijven als hervormde kerk op de oude muren herbouwd, nu in de stijl van de renaissance: het schip in 1600, dwarsschip en koor in 1662. Wie buiten om de kerk heen loopt, kan in de stenen de sporen van deze geschiedenis nog terugvinden.
Bij een grote restauratie in 1954-’55 veranderde het interieur sterk van aanzien. Het houten koorhek verdween naar Scheveningen en de preekstoel, die bij de Hervorming een centrale plaats midden voor het koorhek had gekregen, werd naar de hoek van dwarsschip en koor verplaatst. De avondmaalstafel (voordien alleen bij de viering van het Avondmaal aanwezig) kwam in het midden te staan. En het koperen doopbekken dat in geval van een doopbediening aan de kansel werd bevestigd, werd vervangen door een hardstenen doopvont. Prediking en sacramenten kregen zo dezelfde eer, zoals het liturgische ideaal van het midden van de 20e eeuw dat wilde. De notabelenbank verdween. (De functie van ‘notabelen’ werd juist in die jaren afgeschaft.) Maar de regeringsbank, als historisch waardevol element, bleef behouden. Hier mochten in oude tijden de burgemeesters van Leiden plaatsnemen wanneer zij als ‘Heren van Oegstgeest’ eens een dienst in ons dorp wilden bijwonen. Ook hun familiewapens in het grote zuidvenster herinneren aan die tijd. Een orgel bezit onze dorpskerk pas sinds 1857, met dank aan de familie Gevers van Endegeest. Voordien gaf een voorzanger de toon aan. Een goede eeuw later was dit 19eeuwse instrument aan vervanging toe. Via giften aan het Orgelfonds en subsidie van de gemeente Oegstgeest kon in 1977 een nieuw en vergroot orgel in gebruik worden genomen, waarin kostbaar pijpwerk uit de 17e eeuw. lees verder…
Andere aanwinsten die in de loop der jaren het interieur hebben verrijkt zijn de paaskaars, een icoon, door een gemeentelid aan de gemeente geschonken, en als afscheidsgeschenk aan en van ds. Kooman in het koor twee kleurige panelen, een aan de zuidwand waarop de namen van de dopelingen worden bijgeschreven en een aan de noordwand met de namen van de overledenen van wie we in deze kerk afscheid moesten nemen. Tenslotte mag niet onvermeld blijven het Willibrords Erf. In 1996 opzij van de kerk gebouwd, op de rand van het kerkhof, is ook dit een belangrijke aanwinst gebleken. Enerzijds heeft de kerk hiermee een waardige condoléanceruimte gekregen bij uitvaarten. Maar ook de kindernevendiensten op zondag, kringwerk door de week, tentoonstellingen en niet te vergeten het koffiedrinken na de dienst (een belangrijke bijdrage aan de gemeenschapsvorming) vinden in dit moderne gebouwtje een aantrekkelijk onderkomen.